“We kijken uit naar zijn remake van F.W. Murnau’s Nosferatu”, schreven we anno 2016 in Filmmagie bij de dvd-release van Robert Eggers’ debuut The Witch. Vier jaar later blijkt die herwerking van de Duitse klassieker verwezen naar de lade ‘droomprojecten’ van de door Europese auteurscinema (Andrej Tarkovski, Elem Klimov en Sergej Paradjanov) en Amerikaanse mavericks (John Huston, David Lynch) gevormde filmmaker.
Verder is er weinig veranderd. Eggers heeft nog altijd een aversie voor jump scares en recyclagecinema en serveert bij voorkeur schaduwrijke, aan F.W. Murnau en Fritz Lang verwante cinema. Omwille van hun visuele kracht zijn Eggers films voorbestemd voor het grote scherm en toch worden ze snel verbannen naar dvd. Ook dus het met steracteurs William Dafoe en Robert Pattinson gedraaide THE LIGHTHOUSE. Eggers’ apocalyptische, burleske sprookje werd bekroond op festivals (Fipresci-prijs in Cannes, Juryprijs in Deauville) en lokte volle zalen tijdens Film Fest Gent, maar kreeg geen Belgische bioscooprelease. THE LIGHTHOUSE is dan ook allerminst mainstream entertainment.
Geen doorsnee bioscoopvoer
Thema’s als waanzin, een expressionistische viscerale stijl, een minimaal verhaal, uitvergrote symboliek, een beklemmende sfeer en een nauwelijks verhulde metafoor voor film maken THE LIGHTHOUSE tot té verontrustende cinema. Moeilijk te klasseren en blijkbaar onmogelijk te marketen. Eggers’ tweede film kon gemaakt worden dankzij A24, de in 2012 door Daniel Katz, David Fenkel en John Hodge opgerichte Amerikaanse onafhankelijke filmproducent die al onder meer Under the Skin, Ex-Machina, The Lobster,Moonlight, A Ghost Story, Lady Bird, The Florida Project, Hereditary, First Reformed, Midsommar en Uncut Gems mogelijk maakte. Dat is een indrukwekkende lijst, maar de achilleshiel van A24 is internationale distributie. Buiten de VS is de bioscoopcarrière van hun producties afhankelijk van niet altijd even geïnteresseerde lokale verdelers. Het lot van THE LIGHTHOUSE was dan ook bezegeld toen Eggers’ film in België terechtkwam bij doorgeefluikdistributeur Sony. Lovende kritieken, een laaiend enthousiast Gents festivalpubliek en smeekbeden van cinefiele fans volstonden niet om dit meesterwerk de zalen te laten halen.
THE LIGHTHOUSE is alleszins radicale cinema. Eggers liet DoP Jari Blaschke oogstrelende zwart-witbeelden schieten, op 35 millimeter en met zowel een antiek bijna vierkant beeldformaat (aspect ratio 1.19:1) als speciale Baltarlenzen die het contrast tussen zwart en wit versterken. Het opzet was zijn film een ‘oude’ look te geven, met een korrelige textuur, expressionistische close-ups en beelden van uitpuilende ogen die herinneren aan films uit de jaren 20. Tegelijk ontstaat een onwerkelijke, claustrofobische sfeer die past bij de mentale en fysieke ontreddering van twee protagonisten die niet enkel vastzitten in een vuurtoren op een afgelegen eiland, maar zich bovendien niet kunnen bevrijden van hun innerlijke demonen. Zowel misdaden uit het verleden als gewetensconflicten zorgen ervoor dat deze getormenteerde en gedoemde wezens uit onvermogen om zichzelf te redden met elkaar in de clinch gaan. Hun confrontatie resulteert in een afdaling in de waanzin en een onafwendbare apocalyps.
Straffe, stoere zeemansverhalen
Eggers idool John Huston zag zichzelf als “a teller of tall tales”, een verteller van sterke, stoere, verhalen. Die term valt ook wanneer vuurtorenwachter Thomas Wake (Dafoe) aan zijn hulpje Ephraim Winslow (Pattinson) vertelt dat de vorige vuurtorenwachter gek werd omdat hij “betovering in het vuurtorenlicht zag”. “Tall tales”, reageert Winslow schouderophalend. Straf maar verzonnen, denkt hij anno 1890 bij zijn aankomst op het kleine eiland voor de kust van de Amerikaanse staat Maine. Een verhaal op maat van behaarde zeebonken zoals hij en Wake.
Vuurtorenwachter Wake steekt elke avond het licht van de toren aan terwijl Winslow enkel klusjes mag doen. Al snel beginnen het klimaat (wind, regen en koude), de eenzaamheid, de ontbering en de lawaaierige zeemeeuwen de geïsoleerde mannen parten te spelen. Verbeelden ze zich dingen of duiken er echt vreemde wezens op? En kunnen de twee elkaar wel vertrouwen? Winslow is een gesloten man met een duister geheim, Wake een ruwe kerel die zijn imago van stoere zeeman wat te nadrukkelijk koestert en uiteindelijk niet minder mysterieus blijkt.
THE LIGHTHOUSE start quasidocumentair als een schijnbaar realistische strijd tegen de elementen en het isolement. Wanneer het decor onwerkelijker wordt, verandert de uithoudingsstrijd in een inwendig gevecht, een ongelijke strijd tegen de waanzin. Het bloedige einde van een zeemeeuw waarin de geesten van gestorven zeelui zijn gereïncarneerd (dat wil de overlevering toch) zorgt voor een keerpunt. Met de storm buiten de vuurtoren wint ook de storm in de hoofden van het duo aan kracht.
Ze drinken, laten scheten, jammeren, schelden, vechten, verzoenen zich, worstelen opnieuw. De desoriëntatie groeit. “Hoelang zitten we nu op deze rots?” vraagt Wake. “Vijf weken? Twee dagen? Waar zijn we? Help me het te herinneren.” Om even later te verzuchten: “Verveling maakt van mannen slechteriken.” Winslow is iets prozaïscher: “If I had a steak … I would fuck it.” En: “Ik word ziek van je geur, je lach, je snurken. You’re a goddamned drunken horse-shitting liar.” Waarop Wake sarcastisch reageert: “Y’have a way with words.”
Hoe langer de vuurtorenbewoners wachten op een schip dat voor hun aflossing moet zorgen, hoe meer hun wanhoop en waanzin groeit. Winslow raakt geobsedeerd door het licht uit de vuurtoren. Zijn poging het mysterie te ontrafelen is verstrengeld met het hallucinante slot, maar is toch geen plotelement of twist. Een verhaal is er immers amper. Eggers gaat voor een ervaring, hij dompelt de kijker onder in het avontuur van de ruige mannen. Een avontuur dat een realiteit geworden tall tale is, een straffe surrealistische escapade. Een waar de grens tussen droom en werkelijkheid vervaagt en het delirium totaal wordt. Chaos alom.
Mythes en metaforen
Psychodrama, noodlotsdrama, apocalyptische horror, burlesk sprookje, surrealistische tragedie … De labels om THE LIGHTHOUSE te benoemen zijn niet te tellen. En de interpretaties zijn niet bij te houden. Is het vuurtorenlicht een goddelijke of duivelse entiteit? Wijzen de wijd opengesperde ogen van het duo op waanzin, bezetenheid, cabin fever of de effecten van een vloek? Zijn de bizarre wezens die aanspoelen echt of fantasie? Kijken we naar de destructieve gevolgen van isolement of van toxic masculinity? Samen met zijn broer Max vertrok Robert Eggers van het waargebeurde verhaal van twee vuurtorenwachters uit Wales die in de negentiende eeuw vastzaten tijdens een storm. Vandaaruit verzonnen ze een vertelling die bewust verschillende interpretaties mogelijk maakt, genre-elementen uitvergroot en nadrukkelijk symboliek integreert. Getuige de vuurtoren die wel heel duidelijk een fallussymbool is. Of zoals Eggers tijdens het festival van Deauville glimlachend toegaf: “Je kan het zien als het verhaal van twee mannen die gevangenzitten in een gigantische fallus, een symbool van mannelijke dominantie. Maar het is niet de enige verklaring.”
THE LIGHTHOUSE is een film met verschillende interpretatielagen, een cocktail met ingrediënten van mythes, sprookjes en volksverhalen. Zo is er een verwijzing naar Icarus en de strijd tussen Kaïn en Abel, kan Winslow gezien worden als de vuur stelende god Prometheus en Wake als zeegod Proteus. Tegelijk duiken er ook een verlokkelijke sprookjesachtige sirene én geheime kamers op. En komt kijken de monsterlijkheid van The Shining kijken via een lege drankfles en een vervaarlijke bijl. Hoe macaber en hallucinant dat allemaal ook is, Eggers voegt eveneens een dosis burleske humor toe aan zijn absurde gruwel. “Ik wou net als bij The Witch gruwel en miserie tonen,” aldus Eggers, “maar er ditmaal ook mee lachen. Het is allemaal somber en morbide in THE LIGHTHOUSE tot Willem Dafoe een scheet laat. Zo is het leven, absurd en niet altijd hoogstaand. En juist daarom best grappig.”
Eggers verwijst expliciet naar wat hij zeemansliteratuur en volksverhalen noemt, vermeldt zowel Melville als Lovecraft en spreekt over zijn liefde voor gedoemde helden gegijzeld door zelfvernietigingsdrang. Iets discreter is hij over het allegorische karakter van de film. THE LIGHTHOUSE kan gezien worden als een apocalyptisch drama waar het einde van de wereld tegelijk een nieuw begin is. Maar ook als een metafoor voor de ontstaansgeschiedenis van Amerika, een Nieuwe Wereld gebouwd op puritanisme, gewelddadigheid, primaire driften, veroveringsdrang en vernietiging van de Oude Wereld. Zich vastklampend aan een (Amerikaanse) Droom en constant bedreigd door implosie.
We willen er ook een metafoor voor cinema in zien, voor (samen) kijken in het donker. Met de gigantische vuurtoren als een lekker ouderwets ratelende projector, in de woorden van Jean-Luc Godard “24 keer de waarheid per seconde” spuwend. Verborgen in een afgesloten projectieruimte. Operateur Wake weigert Winslow toe te laten in het heilige der heiligen en vergroot zo diens obsessie en verlangen. Een drang naar het licht, naar een middel om emoties te projecteren en gedachten te verbeelden, die we delen met de vuurtorenbewakers. Ze zijn tijdgenoten van de broers Lumière, met waanzin flirtende outsiders bij wie de aanstormende trein vooral door het hoofd dendert. THE LIGHTHOUSE is een zeldzame cinema-ervaring. De film van het jaar die de zalen niet haalt. Een teken des tijds? “Damn ye!”